Werken met getuigenissen is een veel gebruikte methodiek in het preventiewerk.

Bekendste voorbeelden zijn de Anonieme Alcoholisten en de ex-(hard)drugverslaafden.

De immense aantrekkingskracht van deze methodiek stoelt op ‘common sense’. Het gezonde verstand stelt dat angstaanjagende voorlichting mensen rechtstreeks zal motiveren tot het stellen van ander, meer gewenst gedrag. Het verhaal van een ex verslaafde kent doorgaans een vrij hoog gehalte aan plasticiteit. Het wordt op een boeiende en beklijvende manier gebracht en is doorspekt met allerlei emotionele en dramatische scènes uit het leven van de getuige. De reacties bij de toehoorders laten zich raden: geschokt, verontwaardigd, medelevend en opstandig tegenover diegenen

die de oorzaken van dit gedrag faciliteren.

 Het werken met getuigen houdt echter risico’s in. Getuigenissen blijken vaak hun doel voorbij te schieten en hebben – als ze onoordeelkundig gehanteerd worden - zonder meer een contra-productief effect. De reden hiervoor is de specifieke effectiviteit van getuigenissen. De werking van getuigenissen kan geanalyseerd worden in het kader van een waarschuwende preventiestrategie en in het kader van een leerstrategie. Vooruitlopend op de bevindingen kunnen we stellen dat getuigenissen toch zinvol gebruikt kunnen worden, weliswaar slechts onder bepaalde voorwaarden en in bepaalde situaties.

Angstinducerende voorlichting

Een persoon zal een door de voorlichter gewenst gedrag stellen indien hij zich bewust is van de ernst van en van de eigen kwetsbaarheid voor het probleem én indien hij zichzelf ook in staat acht het gewenste gedrag uit te voeren (eigeneffectiviteit).

Bij angstinducerende voorlichting is de reactie onvoorspelbaar. Deze kan gaan van onverschilligheid tot zeer grote paniek. Ook als er angst optreedt, is een positieve uitkomst niet gegarandeerd, integendeel zelfs. Het resultaat wordt in belangrijke mate bepaald door de eigeneffectiviteit.

Wat gebeurt er als - ondanks een verhoging van de angst - de eigeneffectiviteit laag blijft? Men wordt wel angstig, maar men acht zichzelf onvoldoende in staat om iets tegen het gevaar te kunnen doen. Als de eigeneffectiviteit uitblijft, treedt er een angstreactie op. Deze reactie komt neer op het veranderen van de interpretatie van het gevaar, in plaats van het gevaar zelf te willen veranderen.

Dergelijke defensieve reactie uit zich bijvoorbeeld door vluchtgedrag of ontkenning van het probleem. Ook al is men op de hoogte van de ernst van een probleem, zoals bij hart- en vaatziektes of kanker, men overtuigt zichzelf dat men een dergelijke ziekte niet zal krijgen. Men ziet wel de mogelijke ernst van een probleem, maar niet de eigen vatbaarheid. Hoge angst in combinatie met lage eigeneffectiviteit leidt tot disfunctioneel gedrag, zoals ontkenning van het eigen risico of het zoeken van zondebokken, zoals  homoseksuelen of druggebruikers.

Meer geluk heeft de voorlichter als én de angst en de eigen kwetsbaarheid toenemen én de eigeneffectiviteit hoog wordt ingeschat. In een dergelijk geval neemt de kans toe dat de persoon het gewenste gedrag gaat vertonen. Mensen met een hoge effectiviteit weten zich immers in staat om daadwerkelijk iets te kunnen ondernemen en reageren als gevolg hiervan doorgaans ook met een actie om het gevaar te verminderen.

Wanneer alleen het aspect angst benadrukt wordt in een getuigenis, kan dit weliswaar het positieve gevolg hebben dat mensen extra overtuigd geraken van de ernst van bepaalde gedragingen. Als men echter ook de eigeneffectiviteit wil doen toenemen, dan dienen de getuigenissen te beantwoorden aan twee bijzondere voorwaarden. Ten eerste moet er een goede dosering van de angstinductie plaatsvinden: deze mag zeker niet te groot zijn, maar ook niet te gering. Een te grote angst verlamt, te weinig bezorgdheid leidt tot onverschilligheid.  Ten tweede dienen bij - of in het verlengde van - een getuigenis gedragsalternatieven aangereikt te worden. Indien men dit gedrag stelt zal het gevaar (de oorzaak) dat de angst (het symptoom) oproept verminderen, eventueel uitdoven of verdwijnen.

De eerste voorwaarde vereist de nodige ernst, zelfbeheersing en -beperking van de getuige. Hij dient de al te menselijke verleiding te weerstaan van de goedkope sensatie, onmiddellijk beloond onder de vorm van de zichtbare en/of hoorbare afschuwreacties vanwege het - rechtevenredig? - geboeid luisterend publiek. Screening  wat een afschuwelijk begrip!) van de getuige (wie is hij en welke intrinsieke motieven drijven hem tot getuigen?) en goede instructies zijn noodzakelijk.

De tweede voorwaarde stuit op de intrinsieke zwakte van een getuigenis, en dit op twee terreinen.  Ten eerste, bij een ongenuanceerd en extreem waarschuwen voor mogelijke kwalijke gevolgen van alcohol en/of drugsmisbruik worden ook de positieve aspecten van middelengebruik bij zowel experimentele, beginnende als sociale gebruikers verdonkeremaand. Hierdoor ontstaat de kans dat de getuigenis in zijn geheel verworpen wordt of als niet van toepassing op zichzelf verklaard. Ten tweede, een getuigenis beklemtoont eenzijdig het middel, terwijl druggebruik en –verslaving een multi-causaal gebeuren zijn. Wanneer het handelingen betreft louter op gedragsniveau, kunnen inderdaad (relatief) korte getuigenissen of boodschappen volstaan, in de trant van ‘Ben je dronken, laat je rijden’. Wanneer persoonlijkheidsfactoren in het spel zijn, is er meer nodig dan dit. Een goede getuige dient daarom steeds een koppeling te maken tussen enerzijds eventuele onderliggende levensproblemen en anderzijds zijn escalerend alcohol- en/ of ander druggebruik. Dan zijn ook meer tijdsintensieve methodieken, zoals vaardigheidstrainingen, een vereiste.

Het volstaat niet luidkeels te roepen - al dan niet begeleid met een shockerende diareeks – dat hard en onverantwoord rijden met de wagen enorme gevaren en risico’s inhoudt en moreel verwerpelijk is. Dat weet trouwens iedereen. Preventie faalt als niet de vraag aan bod komt waarom bepaalde jongeren (en volwassenen) toch dergelijk gedrag stellen en nog essentiëler wanneer geen antwoord geformuleerd wordt op de vraag hoe dergelijke behoefte op een andere, minder risicovolle manier kan ingevuld worden.

 

Sociale leerpsychologie

Getuigen passen in het kader van het leren door observatie van een model. Observationeel leren is een zeer courante vorm van leren. Wij leren zeer veel en ondervinden veel invloed van het gadeslaan van anderen in nieuwe en vreemde situaties. Een getuigenis is daarom een krachtige methodiek in het beïnvloeden van mensen en hun gedrag. Ook ex-verslaafden worden bewust als model gepresenteerd. Vraag is nu of ex-verslaafden die getuigen over hun verslaving ook een dergelijk gewenst effect oproepen? En zo ja, onder welke voorwaarden en voor wie?

Wat kan men observationeel leren van een ex-verslaafde? In de verhalen van de meeste ex-verslaafden zitten verschillende lagen verweven. Gewezen harddrugverslaafden hebben niet alleen een moeilijke ontwenningsperiode achter de rug, maar hebben ook heel wat boeiende en aanlokkelijke ervaringen opgedaan. Bovendien is hun leven zo interessant (geworden) dat zij nu over hun eigen leven mogen getuigen, hiervoor zelfs gevraagd en eventueel betaald worden. In mindere mate geldt dit ook voor ex-alcoholici. Getuigen zijn dus specialisten op diverse levensgebieden. Ten eerste op het gebied van de ontplooiing van een boeiend en aantrekkelijk leven: zij etaleren een enorm overlevingsinstinct waar niet-verslaafden een puntje aan kunnen zuigen. Ten tweede op het gebied van een gelukte en volgehouden ontwenning, wat een hele prestatie is. Ten derde op het kunnen vertellen over het eigen leven.

Hoeft het dan te verbazen dat dergelijke getuigenissen bij bepaalde toehoorders, in het bijzonder bij niet-conformistische en bij kwetsbare en gekwetste jongeren, leiden tot beginnend gebruik? Het ingebouwde zelfverdedigingsmechanisme (“mij overkomt dit niet, ik ben sterker dan deze persoon, want zijn situatie is toch wel ernstiger of dramatischer dan mijn situatie”) zorgt ervoor dat men alleen de positieve en de aanlokkelijke elementen in het verhaal van de getuige hoort. Men verneemt dat het gebruik van dergelijke middelen interessant is: het wordt gekoppeld aan de spannende verhalen en avonturen en het biedt een oplossing voor bepaalde levensproblemen. Getuigen verspreiden met andere woorden in hun hoedanigheid van model een paradoxale omkering: wat op het eerste zicht eerder als een zwakte beschouwd zou kunnen worden, verandert in iets begerenswaardigs en nodigt uit tot navolging. Druggebruik is niet iets dat alleen maar (af)gestraft wordt. Het wordt ook beloond in de vorm van een boeiend leven (“iets wat ik op dit ogenblik niet heb, maar dat blijkbaar wel bereikbaar is en zie, hier voor mij zit iemand die dat in zijn leven gerealiseerd heeft”) en nadien kan je je leven een andere wending geven wat opnieuw positief gelabeld wordt (“waar blijf ik, die kleine grijze muis, die droomt van een dergelijk aandachtig gehoor?”).

Dit leidt tot volgende conclusies.

  1. Er bestaat geen eenduidig positieve uitkomst van probleemgerichte getuigenissen. Sommige toehoorders kunnen zich immers aangesproken voelen door bepaalde aspecten uit het leven van de ex-verslaafde, waardoor zij - ondanks de waarschuwing en de confrontatie – toch een aantal risicovolle gedragingen zullen kopiëren.
  2. Rekening houdend met het feit dat modellen invloed (kunnen) hebben op het gedrag van mensen en vertrekkend van de doelstelling mensen (jongeren en volwassenen) te willen motiveren tot het ontplooien van een gewenst gedragsrepertorium, past de methodiek van de getuigenissen alvast binnen het preventiewerk. Om enige garantie te hebben op het gewenste effect moeten we ons alleen afvragen wie en welke getuigenis we aanreiken. Eenduidig positieve voorbeelden verdienen daarom meer aanbeveling om als model op te treden. Het gaat erom wie we interessant en betekenisvol maken: een jeugdbewegingleider, een sporter, een sociaal bewogen iemand, begaan met het milieu, de mensenrechten, enzovoort, ofwel een jonge boef, een verslaafde, een voetbalhooligan, ook al krijgen zij het predikaat ‘gewezen’ opgeplakt?
  3. Een ex-verslaafde als getuige opvoeren is waardevol voor personen die in hun actuele leven al in de problemen verzeild zijn geraakt met hun alcohol- en/of ander druggebruik. Voor deze groep kunnen ex-verslaafden fungeren als lotgenoten en als modellen die ondanks alle moeilijkheden toch een nieuwe wending aan hun leven hebben gegeven.
  4. Getuigenissen hebben een sterk therapeutisch effect voor de getuigen zelf. Zij putten er motivatie uit om met hun nieuw verworven gedrag en status verder te gaan. Het getuigen verhoogt de zelfversterking en werkt belonend, in de vorm van een aandachtig publiek dat heel nieuwsgierig is naar zijn verleden en lijden. De getuige verwerft betekenis voor en erkenning van anderen.

 

Besluit

Het werken met ‘negatieve’, op de te voorkomen of te vermijden problemen gefocuste getuigenissen in het preventiewerk geniet een onzekere status. Getuigenissen worden gebruikt omdat er van uitgegaan wordt dat angst onverkort leidt tot het vermijden van een bepaald gedrag. Dit is echter slechts in beperkte mate en onder bijzondere condities het geval. Indien het appèl op de angstgevoelens van de toehoorders te overweldigend is, dreigt het getuigenis zijn realiteitswaarde te verliezen, waardoor verwerping of minimalisering van het probleem ontstaat. Dan krijgt ook het tweede aspect van een getuigenis, namelijk zijn modelkarakter, kans tot ontplooiing. De getuige verandert in een nastrevenswaardige manier van omgaan met de dingen. Het uiteindelijke resultaat is dan dat er na een getuigenis meer mensen het aangehaalde, als ongewenst beschouwd gedrag gaan imiteren. Er is dan sprake van een contraproductief effect. Voor bepaalde gedragsproblemen waarschuwende getuigenissen zijn slechts zinvol wanneer er een realistische, bij de doelgroep aansluitende manier van angstinductie plaatsvindt en er ook gedragsalternatieven worden aangereikt. Gedragsalternatieven die de toehoorders helpen om het probleemgedrag te voorkomen.

Juist omdat getuigenissen vanuit de idee van het sociaal leren effect hebben, zijn positieve getuigen meer aan te bevelen dan wel negatieve.

 

Onverdeeld positief werken ‘negatieve’ getuigenissen voor mensen die al in een gelijkaardige probleemsituatie verzeild zijn geraakt. Door het aanhoren en zien van een ex-verslaafde die er na veel vallen en opstaan in geslaagd is zijn leven te veranderen, kunnen mensen de motivatie en de manier vinden om zelf iets aan hun persoonlijke probleemsituatie te wijzigen.

 

Tot slot weze ook aangestipt dat getuigenissen behulpzaam kunnen zijn in de agendasetting. Zij vestigen de aandacht op en verhogen de gevoeligheid voor een bepaald probleem: het startpunt van elke vorm van preventie.

 

Het zal duidelijk zijn dat getuigenissen met de nodige zorg en voorzichtigheid moeten benaderd worden. Ze zijn niet zonder meer als onverdeeld positief te waarderen.

 

Eric Nysmans

Leidend ambtenaar

Welzijnszorg Kempen

Voorzitter

OCMW-Laakdal