ALCOHOLISME:  NAAR EEN VOLLEDIG LICHAMELIJK  EN  GEESTELIJK HERSTEL.

GESTEUND OP EEN BLIJVEND BESEF EEN ZIEKE TE  ZIJN.

 

 Alcoholisme is een voortwoekerende ziekte


Niet altijd, zoals dit nu nochtans algemeen wordt aangenomen, is men van mening geweest, dat het alcoholisme een ziekte is en de alcoholist dus niet als een nietsnut maar als een “ zieke “ moet aangezien worden.

Immers, eertijds werd het alcoholisme beschouwd alleen en uitsluitend als en moreel verschijnsel. Men hield dan ook de alcoholist voor een dronkaard en een zatlap, omdat men maar niet begrijpen kon noch wilde aannemen, dat hij zo buitenmatig dronk en bleef drinken, zelfs al ging hij daardoor regelrecht en zienderogen zijn totale ondergang tegemoet. In de ogen van Jan Publiek was hij niets anders meer dan een ellendeling, een verschoppeling en een achterlijk wezen, dat volgens sommigen zichzelf verbeestte en ontaardde.

En dat stoort mij geweldig want  mijn AA vriendinnen en vrienden waren niet verdierlijkt of ontaard op de wijze zoals hierboven bedoeld.

Wel dat we afgedaald waren tot de laagste sport op de ladder van de samenleving; dat meer minachting dan medelijden verdiende en dat alleen en uitsluitend zelf de schuld droeg van onze hachelijke toestand en onvermijdelijke ondergang en van al de miseries, die dit voor hemzelf en voor de zijnen zich meebracht. Men pleitte dus niet ziek, doch eenvoudig wég schuldig op heel de lijn. Hij moest het drinken maar kunnen laten, want dat hing alleen van hemzelf af en dat KON hij, als hij maar wilde. Het was om diezelfde reden dat men dan ook zich over ‘t algemeen weinig of niet bekommerde om zijn lot.

Daarenboven, stelde men zich niet, zoals dit nu wél het geval is, de kapitale en cruciale vraag, hoe het kwam, dat hij in zulke mate verslaafd kon zijn aan de drank en nog veel minder hoe hij daar zou kunnen vanaf geraken.  
Evenmin kende men de verschillende verschijnselen die zich bij hem kunnen voordoen noch de fasen, die hij doormaken kan. Men had alleen oog voor de zeer treurige gevolgen van zijn drankzucht, maar zag niet uit naar de middelen waardoor hij zich van die kwaal zou kunnen herstellen of zich rehabiliteren.

Meteen is het een onloochenbaar feit, dat die kwaal in vroegere jaren op veel groter verspreid was dan nu en dientengevolge, ook het getal van de alcoholisten, vooral bij de lagere klas van de bevolking, veel aanzienlijker was dan dit heden ten dage het al is. Hij stond tegelijkertijd onbeschermd tegenover de risico’s die hij oplopen kon in zijn arbeidmidden, beroepsarbeid en levensomstandigheden, bij volledig gemis aan sociale wetgeving.
Welnu, hoe kon het ook anders, dan dat hij uithuizig word en zijn verveling en ellende, zijn geestelijke afstomping, zijn uitzichtloosheid en wanhoop zocht te gaan vergeten, te versmoren en te ontvluchten in de drank en in de kroeg ?

Zo kwam het, dat de kwaal van het alcoholisme in al haar hevigheid woedde, vooral bij de arbeidersmassa, met al haar verwoestingen en treurige nasleep en al de noodlottige en soms tragische gevolgen van dien.

Doch, sedert die hachelijke tijden, is er dank, oneindig veel ten goede veranderd en verbeterd in zake sociale vooruitgang, betere werkvoorwaarden en woongelegenheden, dank zij een vooruitstrevende sociale wetgeving en een harde, nimmer luwende strijd voor er sociale rechtvaardigheid en gelijkberechtiging tussen alle lagen “van de bevolking en voor meer eerbied voor de menselijke persoonlijkheid en waardigheid. Nu beleven we inderdaad een tijd van tot hiertoe ongekende Sociale welvaart, waardoor meteen de verstandelijke ontwikkeling en culturele vorming, de volmaakter scholing en betere vrijetijdsbesteding en met reuzenschreden ,zijn op vooruit gegaan.

Dit alles brengt vanzelfsprekend met zich mee, dat nu voor iedereen, die de gelegenheid wil te baat nemen, de middelen voor de hand liggen, om zich verder te ontwikkelen, te ontspannen en te verstrooien, zijn vrije tijd aangenaam en nuttig door te brengen en zijn materiële, financiële en sociale conditie te verbeteren.
Daardoor zelf is de kwaal van het alcoholisme geweldig ingedijkt geworden en dus fel achteruitgelopen, ook en vooral bij de arbeidsklas.

Niettemin, niet tegenstaand die verbeterde levensvoorwaarden, moeten we, jammer genoeg, toch blijven vaststellen, dat die plaag nog steeds voortwoekert. Er wordt nog veel te veel gedronken en er zijn dan ook nog veel te veel alcoholisten in alle lagen van de bevolking.
Dit heeft de aandacht gaande gehouden van al degenen, zich aan dit probleem interesseerden.

Welnu dank zij de enorme vooruitgang van de medische wetenschap en inzonderheid van de psychiatrie, is men tot de vaststelling gekomen, dat het voortbestaan van die kwaal niet alleen te wijten is aan uitwendige factoren of oorzaken, die derhalve buiten de alcoholist zelf liggen of lagen, maar ook aan innerlijke oorzaken, die inherent zijn aan diens persoonlijkheid zelf. De ziekteopvatting en het ziekte inzicht hebben dus meer en meer veld gewonnen en zijn nu definitief aangenomen door al de betrokken instanties.

Het alcoholisme is, naar de bepaling van "  Jellinek "  een voortwoekerende ziekte, niet alleen van fysische-  maar in de eerste plaats van psychische aard, vooral gekenmerkt door een ongecontroleerd drinken.  Het is een verraderlijke ziekte, die altijd, zelfs na een volledig herstel, weer de kop boven steken kan, omdat ze ongeneeslijk is.

Het is een steeds " diep en invretende ziekte ", die niet alleen schadelijk werkt op het gestel van de zieke, maar tevens zijn bestaanswijze aanvalt, aantast of aanvreet, verwoest en vernietigt.

Om er dus te kunnen van herstellen, moet de zieke er zich wel  van bewust zijn, echt ziek te zijn, een 100 % alcoholist te zijn en tevens bereid zijn te willen stoppen met drinken zich te willen laten behandelen.  Enkel wanneer hij daarmee akkoord gaat, en meteen bij hemzelf de persoonlijke bereidheid aanwezig is het drinken radicaal en voor goed te stoppen, kan er sprake zijn van kans op herstel.

Doch, hier is het juist, dat het hem ligt, nl. dat in de meeste gevallen het  al de moeite van de wereld kost, om hem daarvan te overtuigen. Veelal zal hij dit slechts beginnen inzien en willen aannemen, nadat hij een wrak geworden is en de ineenstorting nabij.  Dan ziet hij zich gewoonlijk voor dit onafwendbaar alternatief geplaatst, nl. ofwel er volledig weer bovenop komen door geheelonthouder te worden, ofwel er veer goed aan ten onder te gaan, met als eindpunt een van de drie

G's:    Gevang, Gekkenhuis, Graf 

Gelukkig heb ik het zo ver niet laten komen, en ben ik nog tijdig tot inzicht gekomen, ik heb niet naar de officiële middelen gegrepen maar gekozen voor AA. Het alcoholisme is een ziekte van fysische of lichamelijke aard.

Om het psychologisch juist uit te drukken wordt men geen alcoholist, doch men IS dit of men is dit NIET, van CONSTITUTIE en van TEMPERAMENT uit. Immers, het alcoholisme kan LATENT in iemand schuilen, zonder zich daar maar enigszins rekenschap van te geven of bewust van te zijn.

Men kan dus een alcoholist zijn IN POTENTIE of IN MOGELIJKHEID, zodat die ziekte, indien men buitenmatig drinkt en daarmee doorgaat, zich geleidelijk zal ontwikkelen en men er verschillende fasen van doormaken kan en zo zich zal openbaren in haar verschillende verschijnselen. Het is dan ook slechts in die zin, dat men beweren mag, dat iemand een alcoholist WORDEN kan.

Een eerste reden, waarom men alcoholist kan zijn in potentie of in mogelijkheid is van fysische aard word, nl. omdat men dit zijn kan van constitutie uit.
Immers, men kan een bijzondere fysische of lichamelijke aanleg hebben tot allergie, d.w.z.: tot overgevoeligheid tegenover de alcohol. Dit wil evenwel niet beduiden, dat men daardoor vlugger dronken worden zal dan iemand anders.

Wel integendeel.

Soms zelfs kan bij zo iemand de tolerantie of het weerstandsvermogen tegen de drank, gedurende een hele tijd en wellicht jaren zelfs, groter zijn dan bij de geregelde of gewoontedrinker. Zo zal eveneens zijn capaciteit van drinken veel groter zijn dan bij deze laatste, alhoewel we er dadelijk moeten aan toevoegen, dat deze tolerantie met de jaren zeker afnemen zal, om plaats te maken voor intolerantie.
 

Deze allergie bestaat echter wel in het feit, dat zo iemand, juist ter wille van zijn constitutionele aanleg, op de duur ongecontroleerd drinken zal. Want, er komt wel een tijd dat de alcohol voor hem een echt gift worden zal, zodat hij deze op de duur niet meer zal kunnen verdragen. Dat maakt, dat zodra hij dit gift zal geproefd hebben, hij in zich een onweerstaanbare drang of neiging gewaar worden zal om verder door te gaan met te drinken en dus op slag de zelfcontrole oven zijn drinken zal verloren hebben.

Dan zal hij niet anders moer kunnen dan door te gaan met te drinken, tot hij oververzadigd is en stomdronken. Van dan af kan hij niet meer “ neen “ zeggen aan het tweede glas, eens dat hij het eerste heeft geproefd. Hij zal wellicht wel persoonlijk in de waan verkeren, dat het telkens het laatste glas is, dat hem fataal is geworden. Doch, hierin bedriegt hij alleen zichzelf, want in feite is het het eerste glas, dat voor hem het verderfelijke glas is, omdat dit bij hem ogenblikkelijk een kettingreactie uitlokt.

Daarom valt er nochtans in geen geval aan zijn goede wil te twijfelen, hoor !

Hij kan reeds honderd goeie voornemens hebben gemaakt en dure eden gezworen, dat hij het telkens opnieuw wil beproeven zich te zullen beperken tot hoogstens 2 3 glazen. Doch, daartoe is hij volstrekt niet meer in staat. Deze gaan op in rook en alle hoop op beperking en controle verzwindt, zodra hij zijn lippen aan hot eerste glas heeft gezet.
Ook, binst dat hij buitenmatig aan ‘t drinken is, is hij er zich wel van bewust, dat het nu al welletjes is en hij nu eindelijk zou dienen te stoppen, maar hij voelt zich op dat ogenblik daartoe totaal onmachtig. Hij zou wel willen naar huis gaan op het afgesproken uur, doch hij zal blijven hangen en plakken. Hij weet, dat hij veel geld aan ‘t verteren is en aan ‘t verbrassen, maar toch laat hij het voort uit zijn zakken rollen, tot hij volledig platzak is.

Hij beseft maar al te goed, dat hij voor de zoveelste maal tegenover zijn vrouw geen woord heeft gehouden en zich tegenover zijn gezin aan ’t vergrijpen is door zijn overdaad en overtollig geld verteer, doch, momenteel stoort hij zich daar niet aan en het kan hem helemaal niet meer bommen of men hem, bij zijn thuiskomst, met recht en reden zijn wangedrag zal verwijten of niet.
Het is evident, dat zo iemand, die in die mate allergisch geworden is tegenover de alcohol, nooit meer zal kunnen drinken op een normale en sociale manier. Want, dit is nu voor hem een BLIJVENDE TOESTAND geworden, die weliswaar soms jaren op zich kan laten wachten, maar, eens dat hij daarin verkeert, nooit meer overgaat.

Vooral een ziekte van psychische of zielkundige aard.

Een tweede reden, waarom men een alcoholist wordt, maar dit wel is of dit niet is, is de volgende: dat men dit zijn kan van TEMPERAMENT uit, of ter wille van zijn onevenwichtige persoonlijkheid, zodat men daartoe, om het zo te zeggen, een zekere voor geschiktheid in zich draagt.
Wanneer een alcoholist gevraagd wordt, waarom hij zo buitenmatig drinkt, dan zal hij bijna altijd als antwoord geven, dat hij daartoe meer redenen heeft, want, dat hij met dit of dat probleem opgeschept zit.. Daarom vindt hij altijd zijn verontschuldigingen of uitvluchten om te kunnen drinken of ten minste om zijn drinken goed te praten.  Welnu, het kan waar zijn, dat hij met problemen zit en zelfs soms tot over zijn hoofd, doch, wie heeft er geen in zijn leven ?

Daarenboven, weet hij even goed als om ‘t even wie, dat geen enkel van die problemen op te lossen is door zich aan ‘t drinken te zetten. Wel integendeel in het merendeel van de gevallen zullen die juist nog verergeren en zich voor hem gaan opstapelen. En toch noemt hij zijn toevlucht tot de drank en wordt er zelfs totaal aan verslaafd.

Hij ziet en bevestigd, dat anderen in dezelfde moeilijkheden en omstandigheden kalm, vastberaden en koelbloedig blijven, terwijl hij zenuwachtig, angstig en gejaagd wordt en uit zijn lood geslagen wordt is bij ‘t minste windje dat hem tegen waait.
Zij komen hun tegenslagen te boven door karaktervastheid en wil beslistheid. Hij echter ziet geen andere uitweg dan zich aan ‘t drinken te begeven. Zou dus dit verschil in beider houding niet eerder te zoeken zijn in de persoonlijkheid zelf van de betrokkenen ?

De eersten geven het bewijs, dat ze als volwassenen, evenwichtig en gerijpt zijn, en dus volledig zelfstandig het leven aan kunnen. Hij echter is dit allerminst en vertoont zich als onevenwichtig, onvolwassen onvolgroeide en on gerijpt individu.

Welke mag nu wel de doorsnee persoonlijkheid zijn van de alcoholist ?

Om die het best te typeren, kunnen we zeggen, dat hij door de band zeer emotioneel is, gemakkelijk te beïnvloeden, veranderlijk onstandvastig van karakter, en veelal behept met een minderwaardigheidscomplex.
Derhalve heeft hij een prikkel van doen, om zijn ontgoochelingen, nederlagen en ontmoediging te boven te komen, meer durf te kunnen aan de dag leggen en meer zelfzeker te zijn. Hij zal dus trachten compensatie te zoeken voor wat, naar zijn oordeel althans, hij vermeend missen moet.  Welnu, die prikkel en die compensatie meent hij, naar eigen ervaring, te kunnen vinden in de drank. Die is voor hem, na herhaalde opgedane gewaarwordingen, het onmisbaar, verleidelijk, bedrieglijk en verraderlijk middel geworden, dat hem in een roes brengen kan, d.w.z. in een toestand van euforie of zinnelijk wellust of welbehagen, door de bedwelming en de beneveling die de alcohol bij hem teweeg brengt.

In die toestand kan hij dan zijn zenuwachtigheid tot bedaren brengen, zijn angst overwinnen, zich veiliger voelen, zich sterker en meer zelfzeker wanen, met meer durf optreden en ten slotte ontkomen aan die innerlijke beklemming, waaraan hij veelal, zo niet bestendig, ten prooi is.
Doch, aldus wordt hij, onvermijdelijk en onafwendbaar een ROESDRINKER, die op de duur in hoofdzaak of uitsluitend nog drinken zal om de roes. Hij zei dan ook die roestoestand zo vaak en zolang mogelijk zoeken te bestendigen.

Van het middel heeft hij dan uiteindelijk het doel gemaakt, zodat hij een roesdrinker blijven zal voor de rest van zijn leven. Valt uit die evolutie niet te besluiten, dat de diepere oorzaak, waarom iemand een alcoholist is of niet is, moet gezocht worden in het feit, dat hij psychisch zo of zus ingesteld is ?

Een ziekte van verslaafdheid.

Het blijkt ten overvloede bewezen dat de alcoholist, na een min of meer lange periode van buitenmatig drinken, totaal verslaafd is geraakt aan de drank. Drinken is voor hun een echte passie geworden. Welnu, elke passie, waaraan men toegeeft of die men involgt en niet beteugelt, verblindt, misleidt en bewerkt de fatale ondergang, zodat ze bitter ontgoocheld en tot wanhoop kan drijven.

Verslaafd zijn betekent: van iets totaal afhankelijk worden, zich inwendig tot iets genoodzaakt voelen, gebonden zijn een iets, het mogelijk nog wel anders willen, maar niet meer anders kunnen, kortom niet meer vrij zijn, doch  handelen uit een zekere morele of psychische dwang, drang of noodzaak.

Zo is dit ook het geval met de verslaafde alcoholist. Kon hij maar drinken als een ander, nl. op een normale en sociale manier; zich beperken tot één of tot enkele glaasjes; stoppen, als hij verzadigd is; zelf bepalen, wanneer hij zal drinken en zich zal onthouden van drank; met een woord: baas zijn en blijven over het wanneer, het hoe, het hoeveel en het waarom van zijn drinken. Dat alles zou hij wel willen kunnen, doch dit gaat niet meer. Nu moet hij drinken, omdat hij zich daartoe gedwongen voelt. Omdat hij overgevoelig of allergisch geworden is tegenover de alcohol, heeft hij alle zelfcontrole over zijn drinken verloren, zodra hij de lippen zet aan zijn eerste glas, doordat dit bij hem een kettingreactie uitlokt.

Doch, hij is niet alleen fysisch verslaafd, maar wordt dit op de duur ook psychisch. Immers, hij wordt mentaal bezeten zekere behoefte aan drank of een alcoholpreoccupatie, die nooit meer aflaat, hem niet meer loslaat, hem tot drinken dwingt en van hem ten langen laatste een DWANG MATIGDRINKER maakt.
Daar ligt ook de reden dat hij alles zal in het werk stellen, wat mogelijk is, om aan drank en aan geld te geraken, gelijk waar en hoe en drank en geld verbergen op de meest ondenkbare en onvindbare plaatsen.

 
Ten slotte zal hij zich niet alleen meer vergenoegen met slechts te drinken gedurende zijn vrije tijd en onder de weekends maar zelfs iedere dag, zodra hij daartoe de kans ziet, zelfs op zijn werk. Hij zal ook niet enkel onopgemerkt trachten te drinken,: maar dit zelfs onbekend en later sluiks en in ‘t geniep, en wat nog erger is, ook nog later van ‘s morgens vroeg en uiteindelijk soms dagen aan én stuk beginnen te doen.
Daarbij mag men dit nog drinken noemen, wat hij doet ? Is dit niet veeleer een gretig en gulzig naar binnengieten, een haastig zwelgen en slokken, zodat een normaal mens, die het op die manier zou beproeven te drinken, zich telkens verslikken zou, terwijl dit bij hem door zijn keelgat loopt als het water door een riool.

Zo wordt hij onvermijdelijk een chronische drinker, die omzeggens nooit meer nuchter, maar doordrenkt is en doorweekt van de drank. Hij is zodanig machteloos geworden tegenover de drank, dat deze nu de baas geworden is over hem en hij volledig in de greep zit van de alcohol en als ‘t ware door die kwelduivel omkneld en gewurgd wordt. Wat staat er nog in de weg, om hem te doen afglijden de dieperik in en van hem een lichamelijk, zedelijk en geestelijk wrak te maken ?

Doch, het ergst van het geval is wel, dat hij langs geen kanten zijn machteloosheid wil bekennen. Wel integendeel ! Hij kan zelfs de mening zijn toegedaan zich, tegenover de druk, die op hem langs alle zijde wordt uitgeoefend en met de dag steeds zwaarder op hem begint te wegen, te moeten gaan verdedigen.

Het eerste verdedigingswapen  is voor hem de ontkenning ‘n alcoholist te zijn.
Vooreerst laat hij zich in eigen ogen doorgaan als een gelegenheidsdrinker. “Waarom zou ik dan geen glaasje mogen drinken als een ander? Ik doe dit toch maar alleen op de weekends en buiten mijn werkuren; als ik over geld beschik en geen schulden hoef te maken; als er lastig werk te verrichten valt en ik grote dorst heb als ik in gezelschap vertoef’ en anders niet.

Ten andere, mijn vrouw heeft niet te klagen en krijgt van mij alles waarop ze recht heeft, om het huishouden te beredderen. Ook mijn kinderen hebben niets tekort en hun ontbreekt niets.
En wanneer ik elke dag mijn 10 uren klop en elke week mijn 5 dagen wie zou mij dan het recht durven ontzeggen en de voldoening misgunnen een pintje bier of een glaasje te mogen drinken ?

Een tweede verdedigingstactiek bestaat erin:

de schuld van zijn drinken op de rug van anderen te schuiven. Immers, ik weet, waarom ik drink en heb daartoe meer dan redenen En dan gaat hij erop los om alles boven te halen, wat hen tegengaat.

 Een derde verdedigingstactiek is wel deze:

dat hij bewijzen wil hoe hij toch, wat mem ook over hem moge denken of van hem zeggen, wilskrachtig genoeg is, om het drinken te kunnen laten, al hij wil.
Neen, ik wil niet doorgaan voor slappeling, een willoze of een ellendeling. Daarom wil ik het bewijs leveren, dat ik het drinken laten kan.
Doch, daar gaat hij alleen toe over, als hij een flinke kater heef gehad na een fuifpartij, of als zijn lever begint alarm te schreeuwen of als hij helemaal platzak is.
Hoelang hij dit gewoonlijk uithouden zal, dat is een ander paar mouwen. Wellicht tot de ongemakken voorbij zijn, de gelegenheid zich weer voordoet, hij in zijn gewoon gezelschap vertoeft, de goesting hem weerom te machtig is en om er aan te weerstaan en het. geld opnieuw in zijn zakken brandt.

De vierde verdedigingstactiek  schijnt voor hem nog doelmatigste te zijn, nl.

zelf tot de aanval over te gaan en agressief, aanstellerig en opdringerig te werden tegenover degenen, die hem onder druk willen zetten, door gelijk te willen halen te allen prijzen en hun het leven zo lastig mogelijk oh zelfs ondraaglijk te maken.

 Een invretende ziekte.

Voor elke alcoholist, is de alcohol niet alleen een schadelijk element voor zijn gezondheid, zoals b.v. de nicotine dit is voor de kettingroker, maar een vijand nummer 1, die zijn bestaanswijze zelf aantast en zijn karakter, zijn zin voor verantwoordelijkheid en zijn persoonlijkheid zelf zodanig aanvreet, dat hij ontaardt en ontmenselijkt of verdierlijkt. Inderdaad, niet alleen wordt zijn gezondheid ondermijnt, doch onvermijdelijk en onafwendbaar gaat hij zedelijk en geestelijk achteruit. Het bewijs daarvan is dat hij tegelijk zedelijke en geestelijke afwijkingen vertoont.

Want, alcohol verwoest en vernietigt in hem, langzaam maar zeker, al wat maar enigszins waarde heeft in zijn leven. Alles moet eraan geloven en wordt aan de drankzucht geofferd: gezondheid, materiele en financiële welstand, werkkracht en werklust, goeie naam en faam, zedelijke gaafheid, geestelijke gerichtheid, persoonlijk en gezinsgeluk, enz.. Alle waardebegrippen en gevoelens worden in hem uitgedoofd: zelf eerbied, waardigheid en eerlijkheid, oprechtheid en rechtzinnigheid, zedigheid en eerbaarheid.
Niets kan hem op de duur nog schelen; hij wordt onverschillig en ongevoelig aan alles en is voor geen enkele rede nog vatbaar. Noch het verdriet van zijn vrouw, noch de ellende van de zijnen, noch de ontwrichting en ontbinding van zijn gezin, dat alles raakt zijn koude klederen niet meer.

Er is waarlijk maar én zaak meer, die telt en van belang is in zijn ogen en ‘t is: aan geld en drank te geraken, gelijk waar en hoe, om te kunnen drinken, wanneer, zoveel en zolang het hem belieft en dit alles ter wille van die bestendige mentale en obsederende behoefte aan drank, die nooit meer aflaat.
Doch, eens dat hij aldus totaal verslaafd is geraakt aan de drank en het drinken voor hem dwangmatig en chronisch is geworden, is hij zo vér afgezakt, dat de sterkste verlangens, de beste voornemens het niet meer kunnen halen. Hij staat totaal machteloos, als een ellendeling en dompelaar tegenover zichzelf en de anderen.

Zelfs durft hij het niet meer aan de fatale gevolgen van zijn drankzucht onder ogen te zien.
Het eerste gevolg daarvan is, dat hij een totaal verwrongen karakter krijgt, lichtgeraakt, nors en bars, opvliegend wordt en bovendien nog jaloers op de koop toe.

Een tweede gevolg zal wel zijn, dat, omdat hij, hoe langer hoe meer, aan zijn droevig lot wordt overgelaten, hij zichzelf vereenzaamt en egocentrisch wordt. Want, meer en meer gaat hij beseffen hoe hij de verkeerde weg is opgegaan en naar de dieperik afglijdt, Daarom ook wordt hij gekweld door schuldgevoel en wroeging. Daar de alcohol meer en meer zijn overspannen zenuwen prikkelt, wordt hij zenuwachtig en gejaagd. Daar hij komt te leven onder de toenemende en ophitsend invloed van de alcohol, wordt hij wild, woest en vernielzuchtig. Zelfs kan hij, natuurlijk in uiterste gevallen, zodanig ontaard en verbeest worden, dat hij een onmens wordt en familiale drama’s het fatale gevolg kunnen zijn van zijn wangedrag.


Een derde gevolg is nog dat hij ook psychische afwijkingen begint te vertonen, naarmate hij de verschillende fasen van het alcoholisme aan het doormaken is. Nu zal hij beginnen sluiks te drinken; doen aan zelfontleding, piekeren, studeren en imagineren over zijn geval, en, zoals ik hoger reeds aanstipte, geld en drank verbergen en beginnen met te drinken van ‘s morgens vroeg, iets wat zeker zijn ondergang nog bespoedigen zal. Het ergste gevolg is nog wel, dat hij op de duur een totale geestesgestoorde worden kan en beginnen lijden aan zinsbegoochelingen, die in de ergste graad, gepaard kunnen gaan met, uiterste angst, onrust en schrikaanjagende beelden.

Die toestand noemt men met een geleerd woord: DELIRIUM TREMENS “.

Dit laatste is dan voor hem het alarmsignaal bij uitstek en een zeker teken aan de wand, dat het voor hem hoog tijd wordt of vijf voor twaalf geworden is.

Een ongeneeslijke ziekt.,

Juister  ter oorzaken van die blijvende toestand van allergie of overgevoeligheid tegenover de alcohol, en van die psychische voor geschiktheid tot alcoholisme is die ziekte als ongeneeslijk te beschouwen.

Vandaar die fameuze slogan: “ EENS ALCOHOLIST, VOOR ALTIJD ALCOHOLIST “. 

Dientengevolge, zal hij voortaan nooit meer twee hoofdzaken uit het oog mogen verliezen. Vooreerst zal voor hem, het kan niet genoeg worden herhaalt en hem op het hart gedrukt, het eerste glas steeds het fatale verderfelijke glas blijven, dat hij nooit meer aanraken mag, doch waarvan hij voor goed en voor altijd afblijven moet. Daarbij, omdat hij een roesdrinker geworden is, zal hij steeds in zich de neiging blijven behouden, om die roestoestand te zoeken, waardoor hij zijn problemen en moeilijkheden meent te kunnen vergeten.

Het is evenwel niet uitgesloten, dat hij de onmiskenbare leemten in zijn persoonlijkheid, door eigen wilskrachtig streven, kan trachten aan te vullen, zodat hij beter bestand zal worden tegen de problemen van het leven en muur zelfstandig en standvastiger. Doch, de drank zal steeds voor hem een prikkel blijven, en dus blijft het gevaar voortbestaan, dat hij, in ogenblikken van moeilijkheden en tegenslagen, opnieuw neer het glas grijpen zal, om die op te lossen of ze tenminste te vergeten.
De “ conditio sine qua non “ dus om niet in zijn vroegere kwaal te hervallen en zijn oude miseries niet meer te beloven, zal zijn:  geheelonthouder te zijn en te blijven voor de rest van zijn leven.

 Derhalve zal hij het feit, dat hij een alcoholist is, niet meer mogen negeren, maar dit moet hij blijven ervaren als een handicap voor het leven. Dit kan zeker als harde taal klinken, doch waarom de ‘waarheid verzwijgen, verdoezelen of verbloemen en hem aldus misleiden, op gevaar af hem opnieuw in ‘t ongeluk te storten ?

 Een verraderlijke ziekte.

Juist door het feit dat de ziekte van alcoholisme ongeneeslijk is, is deze ook zo verraderlijk te noemen.
Immers, het gevaar is ver van denkbeeldig dat de herstellende en gestabiliseerde alcoholist die mogelijk reeds sedert jaren nuchter is, daarom juist met de heimelijke hoop in zijn kop rondlopen kan, dat toch wel eens in zijn leven het moment aanbreken zal, waarop hij zich als volkomen genezen zal mogen gaan beschouwen en dus als een ander gewoon weg en normaal zal kunnen en mogen beginnen drinken.

Wanneer hij zich in die gemoedstoestand bevindt, kon hij zich laten verleiden door een of ander kameraad of vriend, die hem tracht te overhalen, om het toch maar eens te beproeven er eentje te proeven en zich daarmee te vergenoegen, hopende dat het ditmaal lukken zal, zich te zullen kunnen beperken.
Welnu, de ondervinding van jaren en van honderden alcoholisten voor hem is daar en dit moet tot den treuren toe herhaald worden die op dergelijke manier weer zijn doorgezakt. Dat bewijst dus, dat er geen sprake kan noch mag zijn van waarom te herbeginnen. Want, het is voldoende, dat men, zelfs na jaren nuchter zijn, weer zijn lippen aan een glas alcoholhoudende dranken, het wezen om ‘t even wat, durft te zetten, om opnieuw door te zakken en misschien nog erger dan voorheen. Door zijn geheelonthouding hoe lang ook volgehouden, heeft hij in zich heel zeker de verdere ontwikkeling van de kwaal tegengehouden en afgeremd, maar ze daardoor en daarom geenszins uitgeroeid.

Dadelijk zullen de remmen niet meer werken en afsluitingen weer doorbroken worden en dit met een verbazende snelheid en onthutsende gemakkelijkheid. Want, ook voor hem hebben dezelfde oorzaken dezelfde gevolgen. Hij kan zich wellicht op elk ander gebied van het leven mogelijk als een volkomen normaal en beheerst mens gedragen en zich in zijn gewone dagelijkse omgang voordoen als een zeer evenwichtig, verstandig en fijn mens, doch op dat gebied is hij niet meer normaal en zal het nooit meer worden. Dit is iets, wat vooral voor buitenstaanders, als onbegrijpelijk en onaanvaardbaar voorkomt. Welnu, hierin juist schuilt een nieuw gevaar. Want tot hiertoe is de openbare mening desbetreffend al te veel onwetend gebleven.

Men kan dus, wat zijn geval betreft, totaal verkeerd redeneren: waarom zou hij heel zijn leven door zich aldus volledig moeten onthouden, vermits hij reeds jaren nuchter is ?

Dat hij zich vergenoegde met een of twee glaasjes en daarmee basta.
Dit is, gezien de ernst van de toestand, louter prietpraat. Naar zulke verleidelijke taal mag hij in geen geval luisteren, want, niemand beter dan hijzelf weet, welk groot gevaar dit voor hem inhoudt.
Men kan ook vaak, misschien geheel onbewust en ter goeder trouw, maar niettemin heel onverstandig te werk gaan, door hem lastig te vallen en bij hem te blijven aandringen, om toch maar, als ware het maar voor dit keer, mee te doen lijk al de anderen, de glazen te klinken en er maar eentje op te pakken.  

Waarom zou hij bij uitzondering natuurlijk niet mogen drinken ?

Zo redeneert men veelal in buitengewone omstandigheden, vb ter gelegenheid van Kerstmis en Nieuwjaar, van een familiebijeenkomst, van een doop- communie- of huwelijksfeest, van een naam- of verjaardagsfeest enz....
Ook voor die serpententaal  want, dit is ze voor hem, mag hij niet bezwijken, doch hij dient halsstarrig op zijn stuk te blijven.  Hij moet dus blijven leven in het bestendig bewustzijn, in alle omstandigheden, hoe moeilijk en lastig die ook mogen zijn, een alcoholist te zijn voor ’t leven, die niet meer genezen kan, doch slechts hersteld is.

Hij laat zich nooit verleiden, noch overpraten en overhalen.
Hij is ook niet ontmoedigd, doch gesterkt door het voorbeeld van duizenden herstelden en destabiliseerde voor hem.
Hij wapent  zich voordurend en beveiligd zich door een  nooit versagende waakzaamheid en nooit meer aflatende voorzichtigheid.

Dan, maar dan alleen, zal zijn volharding met zekerheid gewaarborgd zijn.

Jos P. -AA