DE AUTONOMIE VAN DE GROEP

 „Elke groep zou autonoom moeten zijn behalve in aangelegenheden die andere groepen  of AA als geheel beïnvloeden."

Hoe meer ik nadenk, des te meer ik een element van vrijheid zie dat de gehele AA filosofie doordringt. Ik veronderstel dat, als een hoofdzakelijk geestelijke entiteit, AA niet anders kon dan het voorbeeld van God nastreven om ons als individuen allemaal de totale vrijheid te laten.

Het ganse programma is een „suggestie".

Traditie Drie laat ons praktisch in volledige vrijheid betreffende ons lidmaatschap.

Traditie Vier, door de groepsautonomie voor te schrijven, staat het zelfde soort vrijheid toe aan de groep als geheel

Ik interpreteer dit soort vrijheid als vertrouwen in mijn geweten en een veronderstelling dat de verstandige leden zich volledig bewust zijn van het feit dat om het even welke afwijking van om het even welke principes evenals van de Stappen en de Tradities hoofdzakelijk voor hen persoonlijk schadelijk zou zijn. Voorts ben ik van mening dat zulk een afwijking mij tot me een vergissend lid zou maken of mijn lidmaatschap automatisch te niet zou doen. Het aantal jaren zonder drank, het aantal vergaderingen en de dienst waarop ik regelmatig aanwezig ben geweest kan die twee feiten nooit uit mijn eigen geweten wissen. Dat is het soort effect dat de AA vrijheid op me heeft gehad.


Gezegd hebbent dat ik de groepsautonomie beschouw als het voorrecht van de leden hun persoonlijke verantwoordelijkheid uitgebreid tot zaken die niet alleen hun eigen groepen maar ook andere groepen beïnvloeden en AA als geheel. Wat dit soort vrijheid meer geestelijk maakt voor de echte leden is dat zij niet alleen erkennen de verantwoordelijkheid uit te oefenen maar het ook gewillig en niet als handeling van gehoorzaamheid of gedwongen overeenkomst doen. De enige uitzondering die specifiek in Traditie Vier wordt gemaakt is geen afgedwongen beperking. Het is een aanwijzer voor het niet nakomen van het principe van het gemeenschappelijke welzijn dat op AA als geheel van toepassing is.

Het houdt me constant bewust van de potentiële valkuilen in alle groepsactiviteiten.

Ik heb reeds vaak verwezen naar het feit dat, een AA groep, en inderdaad om het even welk soort zelfhulpgroep, allerlei soorten leden kunnen aantrekken. Ik heb ook reeds een beschrijving van de vele types gegeven die ik ontmoet heb. Dat moest noodzakelijk met mijn steeds veranderende patronen van houding en gedrag, afhankelijk van de graad van rijpheid bereikt op een bepaalde tijd. De meeste van ons hebben, op het een of andere moment, en om een verscheidenheid van redenen, het principe van vrijheid verkeerd gebruikt en/of verkeerd geïnterpreteerd, zoals toegepast op zowel de Stappen als de Tradities.

Wij deden waarschijnlijk het zelfde met elk principe betrokken bij het gehele programma. Wij maakten zeker geen uitzondering wat betreft de groepsautonomie. Wij hadden alle soorten argumenten om op wat wij aandrongen te rechtvaardigen, zonder enige overweging van het mogelijke effect op het andere groepen kon hebben of AA als geheel.

Ik zie in de groepsautonomie ook de omvang van het vertrouwen bij het gevoel van de leden betreffende hun morele verantwoordelijkheid. Voor mij is de Vierde Traditie méér dan een herinnering om vrijheid verantwoordelijkheid te gebruiken als een vrijgeleide voor onafhankelijkheid. De enige uitzondering die in de Traditie wordt gemaakt is enkel een verdere bevestiging dat het gemeenschappelijke welzijn een veel breder gebied dan de groep omhelst. Traditie één maakt ons persoonlijk herstel afhankelijk van de AA eenheid, niet alleen die van groep. Om het even welke interpretatie die tegenovergesteld aan deze overwegingen loopt zou daarom een verraad van het bovengenoemde vertrouwen zijn.

De bezinning inzake deze kwesties brengt een ander punt van betekenis uit. Terwijl het enige vereiste die in de Derde Traditie betreffende lidmaatschap wordt vermeld is een wens op te houden met drinkend is de enige bepaling die in de Vierde Traditie een overweging betreffende de groepsautonomie voor andere groepen of AA als geheel. De wens in het eerste geval is een onontbeerlijke eerste vereiste voor nuchterheid . De overweging voor andere groepen is een even onontbeerlijke eerste vereiste voor het gemeenschappelijke welzijn in zijn breedst mogelijke betekenis.

Ook hier, zie ik de Traditie niet als het opleggen van enige beperkingen. Deze verantwoordelijkheid wordt overgelaten aan de leden hun "eigen geweten".

Er is geen centraal gezag op om het even welk niveau om aanhankelijkheid te verzekeren. Geen van beiden is daar om met om het even welk controlemechanisme te weten te komen dat de groep in gebreken is. Hoewel de overtredingen gebleven zijn, heeft de vereniging niet opgehouden met groeien, omdat ongetwijfeld meer leden zich als deel van een vereniging en van een groep begonnen te voelen.

Het voorbehoud in de Vierde Traditie is een belangrijke factor in de groei van AA in een wereldwijde verenigde vereniging van een aantal verenigde groepen in diverse delen van de wereld geweest.

Hoe groter het beeld van AA wordt hoe meer de betekenis verspreid wordt van de zin van het "behoren" voor zij die loyaal zijn aan de vereniging evenals hun eigen respectieve groep. Hiervan wordt blijk gegeven bij manifestaties van solidariteit,bij internationale en regionale vergaderingen zoals de Wereld Conventie, de Europese Dienst Vergadering en gelijkaardige internationale en regionale bijeenkomsten

 

Hun succes en hun steeds grotere populariteit over de wereld, tonen aan dat, niettegenstaande de weinig onvermijdelijke gevallen van misbruik en verkeerde interpretatie van de groepsautonomie, de vereniging blijft groeien, in eenheid en in aantallen.

Het zelfde aspect van de groepsautonomie betreft ook het onkritische streven naar raad van het Algemene Dienst Bureau wat betreft groepskwesties. Wanneer, in het begin de eerste groep om raad van het GSO 's in New York en het UK vroegen, werden ons bijna altijd gezegd dat de groepskwesties beter plaatselijk, bij voorkeur door de groep zelf werden opgelost. Opnieuw met bewonderenswaardige voorzichtigheid, hielpen zij om ons in de juiste richting te informeren, maar zij gingen bijna altijd hun „raad" met de woorden :

"wij vanuit onze eigen ervaring hebben geleerd" vooraf. "Zij deelden eenvoudig hun ervaring".

Dat hielp om om het even welk gevoel van gezag te wissen dat wij respectievelijk verkeerd aan het GSO zouden kunnen hebben toegeschreven. Het moedigde ons ook aan om niet overmatig afhankelijk van anderen te zijn waar groepsaangelegenheden bij betrokken waren.

Teveel nadruk op wat vaak als „thuisgroep" wordt bedoeld en zijn eenheid kunnen tot verkeerde indrukken, misleidend gevoel en schadelijke actie leiden. Het zou meer aangewezen zijn om te benadrukken dat de groep de basis is waarvan de leden tot het gemeenschappelijke welzijn van een veel grotere verenigingsstructuur kunnen bijdragen.

Tenzij ik dit niet vergeet, kan ik het gevoel krijgen van de groepsleden leiden, als de enige bezorgdheid niet de eenheid binnen mijn eigen groep is. Het concept van gemeenschappelijk welzijn beperken tot de leden van een specifieke groep kan gemakkelijk hoogst negatief worden. Het kan in een vorm van dorpsgeest degenereren. Het kan een type van loyaliteit aanmoedigen dat normaal in een onaangename rivaliteit eindigt. Het kan ook de groep in schadelijke isolatie zetten. De eenheid binnen de groep wordt het best gediend door een netwerk dat naar het gemeenschappelijke welzijn streeft.

Dit wordt het best gedaan door er zoveel mogelijk voor te zorgen dat de collectieve inspanningen van alle groepen voor alle groepen ter beschikking worden gesteld. De eenheid, de samenwerking en de coördinatie zijn dichte bondgenoten van het gemeenschappelijke welzijn in de breedste mogelijke betekenis.

Zij konden zeer goed beschouwd worden als een andere reeks van erfenissen met eenheid die in beide reeksen voorkomen. Ook hier, worden de afwezigheid van om het even wie van hen betekend het einde van die alliantie en wordt het echte doel onbereikbaar. Ik zou willen toevoegen, dat een groep versterkt en niet verzwakt door inspanningen te doen naar het welzijn van de andere groepen , waar zij ook kunnen zijn.

Ik heb goede redenen om deze vraag van misleide groepsloyaliteit ter sprake te brengen. Problemen die van dergelijke houdingen het gevolg zijn hebben in alle landen en op elk moment er bestaan. Ik kan Vlaanderen niet uitsluiten omdat er tijden waren dat een handvol leden andere leden in een vorm van eenheid misleidde waardoor rivaliteit tussen een groep van groepen en een andere groep van groepen ontstond.

Spijtig is dat het kwaad door deze ongelukkige episode werd gedaan vandaag nog te merken is. Gelukkig zijn vele lessen geleerd die hopelijk aanzienlijk zouden moeten helpen om herhalingen te vermijden en de terugkeer van de vorige periode van vooruitgang en de groei te verhaasten. Ik heb niet de minste twijfel dat het soort eenheid in de Tradities overwogen is dat die een verenigde groep met andere gelijkaardige groepen verenigt.

Het uiteindelijke doel is een verenigde vereniging, bekwaam om zich enkel te concentreren met anderen te helpen zonder het verspillen van tijd aan onnodige controversen en rivaliteit.

Dit kan als een onmogelijke taak klinken. Ik ben het ermee eens dat het niet gemakkelijk, vooral in een vereniging van alcoholisten is, maar onmogelijk is het evenmin. Ik heb het gezien, en zie het nog gebeuren. Ik kan niet zeggen dat ik nog geen storende elementen opnieuw zie binnensluipen.

Het is duidelijk dat de leden met zagen in hun handen niet samen geëlimineerd kunnen worden. Als zij niet aan de basis van hun eigen groep zagen, richten zij hun „ zagen" aandacht op andere groepen. Ik heb deze soort weerspiegelingen zo grote hulp gevonden voor constante waakzaamheid op mij zelf als lid van een vereniging en niet alleen van één groep. Dit heeft me geholpen om van om het even welke actie, of gebrek eraan , weg te blijven die de groep betreffen.

Ik heb de frustratie van groepen ervaren die geen eenheid hebben. Ik probeer nu om ervoor te zorgen dat ik niet één van die het veroorzaken of geen van die die er niets aan doen. Ik heb ook van de eenheid bereikt door constante resolute inspanningen en samenwerking genoten. Ik probeer eveneens en zo veel als ik kan, één van hen te zijn die hielpen om dit mogelijk te maken. Dikwijls liet ik mezelf toe om terug bepaalde negatieve houdingen ten opzichte van andere groepen aan te nemen. Het maakte me nooit gelukkig. Het maakte me zeker nooit een „gelukkig en nuttig voelend geheel".

 Anderzijds, heb ik geen moeite om te zeggen dat ik bij mezelf altijd vrede voelde wanneer ik mijn best deed om bepaalde groepsactiviteiten te verhinderen die andere groepen schade kon berokkenen.

Ik ben ook van mening dat een deel van mijn verantwoordelijkheid als individueel lid, evenals als deel van een groep, het gevoel moeten aanmoedigen van het behoren tot AA als geheel en niet alleen tot één specifieke groep.

Ik doe dit slechts wanneer ik gepast belang aan alle de aspecten van de groepsautonomie geef, met inbegrip van de geest van de vereniging uitgebreid met de grensgebieden van de groep en voorbij de geografische grenzen van mijn land.

Wat is dan de groepen hun voornaamste doel en hoe past dit in het principe van het gemeenschappelijke welzijn, het uiteindelijke gezag van de God, de wens om te stoppen met drinken en de autonomie van de groep?

Mijn visie op deze vraag in het volgende hoofdstuk.

 

Jos P - AA 

Copyright © 2010-