Zelfhulpgroepen

Hoewel zelfhulpgroepen al langer bestaan b.v. Anonieme Alcoholisten, zijn ze in omvang, verscheidenheid en invloed toegenomen.

Zelfhulpgroepen trachten het tekortschieten van de gebruikelijke professionele hulpsystemen op te vangen. Ze zijn ook een uiting van een mentaliteit verandering.

Men wil aandacht voor de totaliteit van de mens en voor eigen verantwoordelijkheid en reageert aldus tegen de traditionele hulpverlening.

Deze laatste beschouwt de patiënt als onmondig ("ik weet wat goed is voor jou"), blaast de eigen deskundigheid op en heeft vanuit zijn specialisatie een beperkte (technisch theoretische) kijk op de problematiek.

De professionele hulpverlening is slechts op beperkte uren bereikbaar, is afstandelijk en moet worden betaald.

Dit staat in tegenstelling tot de zelfhulpgroep Zelfhulpgroepen hebben meestal volgende kenmerken 

— de leden delen een gemeenschappelijke ervaring waaruit hun kennis stamt;

— men sluit aan om elkaar wederzijdse steun en hulp te bieden ;

— men wisselt informatie uit en wil ook graag buitenstaanders inlichten! o.a. ervaring met

     technieken, zelfzorg, leren leven met de ziekte, ...) ;

— de leden wisselen onder elkaar van rol (helper-geholpene). Uitgangspunt daarbij is dat

     het  meestal niet de ontvanger, maar de hulpverlener is het meest leert van de

     hulpverlening.

      Door actief te zijn doorbreekt zijn eigen fixatie en krijgt hij bovendien een positief beeld

     van  zich.

— alle leden krijgen trouwens in en door de groep een nieuw beeld van zichzelf.

    Tussen gelijken leren zij zichzelf zien als gelijkwaardig en normaal.

     Men kan zich ook gemakkelijk identificeren met de gevoelens ervaringen van de ander ;

— de leden van de zelfhulpgroepen bepalen zelf hun doelstellingen en trachten deze zelf te

     bereiken. Men doet slechts een beroep op professionele hulpverleners voorzover men

    daar  behoefte aan heeft ; bijvoorbeeld v informatie die dan evenwel kritisch aan de eigen

    ervaring  getoetst wordt.

De relatie tot de professionele hulpverleners is soms wel gespannen, mede omdat een aantal groepen uit onvrede met deze professionelen gestart.

De aanwezigheid van professionelen blijkt trouwens dikwijls het therapeutisch proces eerder te verstoren dan te ondersteunen .

Door vele professionelen worden de zelfhulpgroepen eerder als binnendringers beleefd.

Dit blijkt vooral het geval te zijn bij oudere, individueel werkende artsen die er ook eerder van uitgaan dat een patiënt zelf wel weinig invloed op zijn ziekte heeft.

Anderen, namelijk zij die een ruimere kijk hebben ziek- en gezond zijn en die minder gehecht zijn aan eigen status, liggen mee aan de basis van diverse zelfhulpgroepen.

 Men beschouwt deze groepen niet als concurrentie maar als welkome aanvulling ; sommigen zelfs als het alternatief .

Van Haberden en Lafaille menen dat professionelen in relatie tot zelfhulpgroepen volgende mogelijkheden kunnen krijgen vanwege de groep : lotgenoten opsporen en bijeenbrengen, een goede infrastructuur creëren (geschikte ruimten, administratie, fondsenwerving), op verzoek van de groep informatie geven en naar de beleidsinstanties als advocaat van de groep optreden.

De deskundige stelt met andere woorden zijn deskundigheid ter beschikking in functie van de behoeften van de groep.

Wij vinden het belangrijk om, alvorens mensen die er interesse voor hebben over een bepaalde zelfhulpgroep te informeren, zelf contacten met deze zelfhulpgroep te leggen zodat we ons van hun functioneren een duidelijk beeld kunnen vormen.

Sommige groepen geven bijvoorbeeld enkel informatie, anderen zijn vooral gespreksgroepen.

Sommige groepen zitten misschien nog in een extreem verzetstadium. In het ziekenhuis kan een dergelijke verkennende contact name best door de sociale dienst gebeuren.

Wij menen dat we met deze groepen kunnen samenwerken in het voordeel van een patiënt en van onszelf.

Zij kunnen ons de ervaringsdeskundigheid bieden, meer inzicht in de belevingswereld van de patiënt. Met sommige patiënten zullen zij trouwens betere en gemakkelijker contacten kunnen leggen. Wij hebben niet de indruk dat zij ons willen vervangen, maar dat zij zichzelf zien als een extra aanvulling, een extra kleine schakel in de totale begeleiding van de patiënt.

 

Jos P.